N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Golf Drie maanden lang sloeg Joost Luiten (37) geen bal, uit faalangst. Wat heeft die periode ’s lands beste golfer geleerd? „Je kunt alleen beter worden als je eerlijk naar jezelf bent .”
‘We gaan geen gekke dingen doen hè?’ Golfer Joost Luiten kan zich woordelijk herinneren wat zijn caddie Martin Gray zei toen hij vorige zomer met een zwaar gemoed over de baan liep tijdens een toernooi bij Hamburg. Het wilde maar niet lukken, Luiten sloeg de bal meerdere keren in het water. „Ik ga zo mijn been breken door tegen een boom te trappen”, vertrouwde hij Martin toe.
Luiten vond dat hij een „legitieme reden” nodig had om niet verder te spelen, vertelt hij aan de vooravond van het KLM Open. Want opgeven, ook als je er mentaal doorheen zit zoals hij toen, was geen optie. Om toch een veiligheidsmarge in te bouwen kondigde hij zijn daad aan bij de man die hem bijna even goed kent als zijn vrouw Melanie. Die constateerde, heel rustig, dat niemand daar wat mee opschoot. Waarom niet gewoon van de baan stappen? „Zonder Martin had ik tegen die boom getrapt, zo gestoord ben ik wel”, zegt Luiten.
We zitten in het café van zijn „tweede thuis”, de Rotterdamse golfclub Seve, waar hij als zesjarige zijn eerste lessen volgde. Als een wervelwind vertelt Luiten over de maanden na ‘Hamburg’, toen hij gesprekken voerde met een specialist in angststoornissen. Hij vertelde haar dat hij geen controle meer had over de korte bal in de richting van de hole, de chip. Het probleem speelde al twee jaar. Aanvankelijk had hij er weinig aandacht aan besteed, maar gaandeweg was het erger geworden. Zo erg dus, dat hij zichzelf liever „wat aandeed” dan er steeds mee geconfronteerd te worden.
Best een pijnlijke constatering.
Hij kijkt verbaasd. „Waarom pijnlijk?”
Omdat het niet niks is: jezelf iets aandoen om eigen falen, voor zo ver daar sprake van is, te maskeren.
„Het is geen gezonde gedachte en je hebt er hulp bij nodig. Maar ik ben niet de enige; heel veel collega’s kampen met demonen, onzekerheden en angsten. Waarom zouden zij anders allemaal gebruikmaken van mental coaches en psychologen? Het is de wereld waarin wij leven: toon je kwaliteiten, verberg je kwetsbaarheden. En dat terwijl kwetsbaarheden voor een topsporter minstens zo belangrijk zijn als kwaliteiten. Je kunt alleen beter worden als je eerlijk naar jezelf bent en aan je zwakheden werkt.”
Hoe ben je zo hard voor jezelf geworden?
„Ik ben de jongste van vier zonen. Er zitten maar zes jaar tussen mijn oudste broer en mij, maar in mijn beleving moest ik als kind altijd een stapje extra doen. Trapte ik niet hard genoeg op mijn stepfiets, dan verdween de rest uit zicht. Wij werden ook best hard opgevoed. Voor zes uur mochten we geen tv kijken. Als mijn vader onverwachts thuiskwam, rende ik naar boven. Er moest gewerkt worden, vond hij. Huiswerk, of, in de zomervakantie, werken in de kwekerij van mijn ouders. Dat vond ik heel normaal trouwens.”
Was je bang voor je vader?
„Helemaal niet. Ik wist gewoon precies wanneer ik fout zat. Mijn vader leerde me te vechten tot het bittere eind. Het beste uit mezelf te halen.”
Volgens tennisser Robin Haase, een goede vriend van je, houdt jouw humor je in moeilijke tijden overeind. Toen hij je vorig jaar een link stuurde naar een clinic van je excellerende collega Wil Besseling – ‘misschien een lesje nemen?’ – kon je daar hartelijk om lachen.
„Robin begrijpt hoe abnormaal het leven van een topgolfer is. Je komt niet op dit niveau als er geen steekje los zit. Het is een mentaal zware en soms eenzame sport. Als golfer ben je continu in gevecht met jezelf. Zodra je denkt dat je ‘het’ hebt is het weer weg. Heel frustrerend. En tegelijk zo mooi.”
Als het leven zelf.
„Precies.”
Hoe verklaarde de psycholoog je problemen?
„Ik had faalangst. Na zeventien jaar profschap was ik mijn onbevangenheid kwijt. Ik was te veel bezig met wat er mis kon gaan. Mijn spel was verdedigend in plaats van aanvallend, zoals in het begin van mijn carrière. Ik legde mezelf zoveel druk op dat mijn brein overbelast raakte. Dat zorgde voor een soort blackout. Een mentale blessure. En hoe meer nadruk ik op dat probleem legde, hoe meer ik trainde, hoe erger het werd. Zij adviseerde mij voorlopig geen bal aan te raken. Dat duurde uiteindelijk drie maanden.”
Dat moet even wennen zijn geweest.
„Ik heb in die periode dingen gedaan waar ik normaal geen tijd voor heb. Tot de vroege uurtjes met mijn vrienden in de kroeg rondhangen, varen op een boot. Melanie en ik zijn ook getrouwd, daar hebben we samen naartoe geleefd. De datum lag al vast, maar ik zag trouwen aanvankelijk als iets wat je tussen de bedrijven door doet. Zo van: jij regelt het maar, ik heb andere dingen aan mijn hoofd. Dat klinkt hard, maar het is wel realistisch. Net zo realistisch als wat ik tegen Melanie zei toen we elkaar net kenden: ‘Golf staat op plek één en plek twee, dan kom jij. Als je daar niet mee kan omgaan, kan je beter bij me weggaan.’
In het begin voelde het tegennatuurlijk, zegt Luiten: beter worden zonder te trainen. Maar het pakte goed uit. „Ik ben weer meer die oude, onbevangen Joost van vroeger geworden. Ik wil nog steeds altijd winnen, maar ben niet meer drie weken boos na een slechte dag. Ik kan nu ook trots zijn op een derde plaats, zoals vorige maand in Korea. Omdat ik opklom van een 23ste plek. Ik kijk meer naar het proces dan de uitkomst. In deze sport win je nu eenmaal niet zoveel toernooien – zes in zeventien jaar in mijn geval. Dat zal ik moeten accepteren, anders word ik gek. Belangrijk is dat ik constant speel en reële doelen stel. Mezelf verbeter. Daar ga ik bewust naar op zoek.”
Zo doorbreek je de sleur en houd je het spannend voor jezelf?
„Ja. Waarom zou ik anders doorgaan? Wéér die prestatiedruk. Wéér geen hap door mijn keel kunnen krijgen van de spanning. Dan kan ik net zo goed iets anders gaan doen, op mijn 37ste met een leuk centje op de bank.”
Heb je dat serieus overwogen?
„Ik heb mezelf vorig jaar de vraag gesteld: wat wil ik doen als ik stop? Ik kon me geen leven zonder golf voorstellen. Want die spanning en druk miste ik ook. De komende tien jaar hoop ik nog door te kunnen als prof, maar daarna zie ik mezelf coach worden. Ik heb een eigen foundation, waarbij ik veel met kinderen werk, en ik moet zeggen dat ik daar veel energie van krijg.”
Ooit was je nummer 28 van de wereld, nu sta je op plek 242. Je laatste toernooiwinst dateert van 2018. Sommige kenners denken dat je over je hoogtepunt heen bent.
Hij haalt zijn schouders op. „Dat mogen ze zeggen, dat interesseert me geen reet. Ik ben niet gevoelig voor wat anderen van mij vinden.”
Hoe zie je het zelf?
„Ik denk dat mijn beste periode nog moet komen. Dit jaar ben ik drie keer derde geworden. Voor hetzelfde geld had ik twee keer gewonnen. Ik moet veel slechte punten wegwerken uit mijn slechte periode, dat gaat wel anderhalf jaar duren. Maar ik zou niet weten waarom ik de top-50 niet weer zou kunnen bereiken.”
Met enige weemoed vertelt hij over de periode – hij was veertien – dat zijn vader overspannen was en op doktersadvies een hobby zocht. Op een van de vrijdagavonden dat Nico Luiten zijn zoon bij Seve afzette voor de training, besloot hij zelf een poging te wagen. Binnen de korte keren was hij verslaafd aan het spel. En dat terwijl hij aanvankelijk niets moest hebben van de toen nog zeer elitaire sport. De beslissing van zijn vader om te gaan golfen is voor Luiten „heel belangrijk” geweest, zegt hij.
Waarom?
„Omdat mijn vader bijna dagelijks ging golfen, en ik met hem. Opeens was hij degene die het voortouw nam. ‘Kom, we gaan een balletje slaan.’ Waar ik voorheen lang met dezelfde stokken moest spelen, zei hij nu dat het tijd werd voor nieuw materiaal. Ik ontwikkelde mij tien keer zo snel en ik durf te beweren dat ik geen prof was geworden als mijn vader niet was gaan golfen.”
Heeft die gedeelde passie jullie band versterkt?
„Ook dat. We zijn veel meer tijd gaan doorbrengen samen. En toen ik prof werd nam hij het management op zich. Als kweker op de bloemenveiling was hij een harde onderhandelaar. Die ervaring kon hij inzetten bij gesprekken met directeuren van KLM en Audi. Mijn vader zit er nu wat minder bovenop, als pensionado met een huisje in Spanje, maar nog steeds bel ik hem als ik een klankbord nodig heb. Niet meer elke wedstrijd staat hij langs de kant, maar voor bijvoorbeeld Dubai en Zuid-Afrika vloog hij over.”
Voor een bekende sporter deel je opvallend weinig over je privéleven met fans. Hoe komt dat?
Hij lacht. „Ik ben een open boek, maar ik deel mijn privéleven niet op social media. Waarom zou ik, mensen volgen mij toch vanwege mijn sportprestaties? En sommige dingen houd ik liever privé. Mijn vrouw zei gisteren dat ik buiten de baan – anders dan op de baan – niet boos te krijgen ben. Niets of niemand kan me van mijn stuk brengen. Ik hou van gezelligheid en gek doen, ga graag naar de kroeg of de bowlingbaan. Maar als er iets te winnen valt, gaat de knop om. Zelfs mijn vrienden blijven zich daarover verbazen.”